Wat als een speler stagneert? Zo herken je de groeidip en ga je ermee om
- Talentcode
- 0
- Posted on
Het leek zo’n natuurtalent. Altijd een van de besten, een hoofdrol op het veld. Maar ineens… valt het stil. Minder flair, meer twijfels, minder rendement. De gevreesde stagnatie in de ontwikkeling is daar. Wat doe je als trainer? En hoe ga je er als speler én ouder mee om?
Stagnatie hoort erbij
Vraag elke ervaren jeugdtrainer naar ‘groeidips’, en je krijgt een bevestigende knik. Ze zijn niet alleen normaal, ze zijn onvermijdelijk. Groei gaat nooit lineair. Soms schiet een speler ineens vooruit, dan lijkt hij weer stil te staan – of zelfs achteruit te gaan. Vaak vallen die dips samen met groeispurten, hormonale veranderingen of mentale vermoeidheid.
“Je ziet het vooral bij jongens rond de 12 tot 15 jaar,” zegt opleidingscoördinator Willem ten Have. “Ze groeien, hun coördinatie verandert, het hoofd zit vol met andere dingen. Dan zie je opeens dat het even minder loopt.”
Hoe herken je het?
Typische signalen:
- Technische slordigheid waar eerder controle was
- Minder initiatief nemen in het spel
- Frustratie of onzeker gedrag
- Verlies van spelplezier
- Fysieke onhandigheid (door een groeispurt)
Maar pas op: een dip is iets anders dan structureel gebrek aan kwaliteit. “Het is belangrijk dat je het onderscheid leert zien tussen ‘even een mindere fase’ en ‘de grens van het potentieel’,” aldus Ten Have.
De rol van de trainer
Een goede trainer panikeert niet bij een dip. Sterker nog: die ziet het als leermoment.
“Juist in dit soort fases kun je veel betekenen,” stelt jeugdtrainer en pedagoog Sara van Leeuwen. “Je moet blijven bevestigen dat de speler erbij hoort, hem ruimte geven om fouten te maken én werken aan vertrouwen.”
Wat helpt:
- Gericht observeren in plaats van meteen corrigeren
- Spelers op trainingen bewust in situaties brengen waar ze kunnen slagen
- Positieve feedback op proces en inzet, niet alleen op resultaat
Soms helpt het ook om de speler tijdelijk een andere rol of positie te geven: minder druk, andere prikkels.
De rol van het team
Een speler in een dip kan invloed hebben op het team. Medespelers begrijpen niet altijd waarom ‘de ster’ opeens minder presteert. Ook hier ligt een taak voor de trainer: benoem wat er gebeurt, zonder iemand af te vallen.
“Als je uitlegt dat iemand in z’n groeifase zit, en dat dat erbij hoort, ontstaat er begrip,” zegt Van Leeuwen.
En thuis?
Ouders zien vaak als eerste dat hun kind verandert, maar schrikken ook snel. De neiging om harder te gaan duwen of juist het kind uit de wind te houden is groot. Beide reacties zijn begrijpelijk, maar niet helpend. Wat dan wel?
- Geef rust en vertrouwen: “Het hoort erbij, je komt er doorheen”
- Focus op plezier: voetbal als ontspanning, niet als prestatietoets
- Zoek het gesprek met de trainer voor perspectief
“Het mooiste is als de ouder zich opstelt als emotionele coach,” stelt Van Leeuwen. “Niet de analist, niet de manager.”
Terugkeer uit de dip
De duur van een dip verschilt. Soms is het een paar weken, soms maanden. Maar bijna altijd geldt: met geduld, aandacht en vertrouwen komt de speler er sterker uit.
“Veel spelers die een dip hebben gehad, ontwikkelen uiteindelijk een steviger zelfbeeld,” zegt Ten Have. “Ze hebben geleerd dat talent alleen niet genoeg is – en dat ze moeten blijven werken.”
Conclusie
Stagnatie is geen falen, maar een fase. Wie als trainer, ouder en speler leert omgaan met groeidips, bouwt aan duurzame ontwikkeling. Want juist in moeilijke momenten groeien veerkracht, inzicht en karakter. Of zoals een 14-jarige speler het treffend verwoordde: “Ik dacht even dat ik het niet meer kon. Maar nu weet ik: ik moest gewoon leren volhouden.”